zaterdag 29 november 2014

Sef



Vandaag is het 13 jaar geleden dat mijn vader overleed. Zijn eerste doopnaam was Joseph, maar ik heb nooit anders gehoord dan dat hij ‘Sef’ werd genoemd. 

  
Daarnaast had hij nog een bijnaam, ‘Sef van Sjnieder Joop’.
Als iemand niet wist welke ‘Sef’ er werd bedoeld, dan zei ik ‘Sef van Sjnieder Joop’, dan wist meteen iedereen over wie ik het had.
Mijn overgrootvader heette Joop. Of hij van beroep kleermaker is geweest en daarom de bijnaam ‘sjnieder’ had, door mij vertaald in ‘snijder’, weet ik niet. Tot nu toe heeft nog nooit iemand mij dat kunnen uitleggen.

Als kind wilde ik graag dat mijn vader mij lief vond. Ik wilde alles voor hem doen, tegelijkertijd was ik ook een beetje bang voor hem. Hij kon nogal stuurs kijken, vooral op maandag. Dan had hij zondags na de hoogmis, bij het toepen in het café, een paar borreltjes teveel gedronken. Daar had hij last van, je moest hem dan niet teveel vragen. Hij kon dan snauwerig zijn, dat maakte mij bang.

Wilde zelfs zo graag dat hij mij lief vond dat ik soms mijn arm om zijn been klemde. Zo toonde ik mijn genegenheid, maar daarmee kon hij niet overweg. Hij maakte mijn arm los, zei niets en ging verder waar hij mee bezig was.

Ik haalde hem af van de bus waarmee de mijnwerkers thuis werden gebracht. Huppelend naast hem vertelde ik dat thuis zijn bord met yoghurt op tafel klaarstond, wat ik gedaan had op school en waarmee ik had gespeeld. 


Van mijn zus weet ik dat zij van hem het dansen heeft geleerd, ook spelletjes halma met hem heeft gespeeld. Ik kan mij dat niet herinneren, kan mij er ook niets bij voorstellen. Zo een vader heb ik in mijn beleving niet gehad.

Later, na mijn schooltijd en al lang en breed aan het werk en het ouderlijk huis uit, was het contact met hem niet veel beter. Ook niet na het overlijden van mijn moeder. Zus, zwager en ik zorgden toen dagelijks voor hem, hij was al een tijdje erg ziek. Het eerste half jaar verliep moeizaam tussen mijn vader en mij. Wanneer en hoe de kentering is gekomen weet ik niet, maar plots realiseerde ik mij dat we ‘contact’ hadden. Ik kan dat moment nu nog naar boven halen en voel dan weer de blijdschap en de trots die ik toen voelde.

Na ‘de ommekeer’ hebben mijn vader en ik een geweldige tijd samen gehad. We hebben veel en over allerlei dingen gepraat. Dat ging vanzelf, alles was bespreekbaar. Soms belde mijn vader mij op, dat deed hij voordien nooit.
We hebben autoritjes gemaakt en samen voor het huis heen en weer gewandeld. Hij hield de rollator vast, ik op mijn beurt hield hem vast. Als hij zich goed genoeg voelde gingen we bij zus en zwager thee drinken. Het was een heerlijk jaar samen. Er was zoveel warmte, genoeg voor de rest van mijn leven.

woensdag 26 november 2014

Bijzonder



Het laatste consult bij mijn behandelend arts, zij sluit haar kliniek. De zorgverzekeraars keren minder vergoeding uit waardoor zij meer patiënten moet aannemen om de kosten te kunnen blijven betalen. En daar ligt juist het knelpunt. In haar eentje kan zij de kliniek met nog meer patiënten niet runnen. Tot haar spijt is zij er ook niet in geslaagd een arts te vinden die uit een maatschap wil gaan om met haar in de kliniek te werken.

Precies een jaar geleden, op 26 november 2013, had ik mijn eerste afspraak. Kwam voor mijn gevoel in een warm bad terecht, zowel bij de arts als bij haar rechterhand als bij haar secretaresses. Eindelijk begrip, een luisterend oor en mensen die hart voor de mens hebben. Niet alleen doen wat zij moeten doen, maar ook doen wat zij denken dat nodig is.

Ondanks het afscheid overheerst bij mij een gevoel van blijheid dat ik haar als arts heb leren kennen. Zij heeft voor mij haar nek uitgestoken en een nieuw behandelplan opgesteld. Dat gedaan waar andere artsen geen oren naar hadden, maar waardoor ik me nu beter voel dan ooit. Maar voordat ik vandaag mijn arts sprak kreeg ik van een van de secretaresses een armbandje cadeau. Blijkbaar draagt zij mij een warmer hart toe dan ik had gedacht.

 
Op weg naar huis heb ik nog een afspraak bij Uitgeverij Bagage. Daar is net Anne Vellinga’s tweede boek verschenen, ‘Eva Terra Incognita’. Ik ga het ophalen omdat ik verhinderd was naar de presentatie te gaan. Als dit boek net zo mooi is als Anne’s eerste boek, ‘Sophie Genius Loci’, dan heb ik nog vele mooie leesuurtjes tegoed. Mijn geduld wordt wel op de proef gesteld. Ik wil meteen aan het boek beginnen, maar heb eerst nog andere dingen te doen. 


Bij het wegrijden zie ik in een raam dat de koplamp van de auto stuk is. Met omweg naar de garage waar meteen een nieuwe lamp wordt ingedraaid én nog een tweede. Niet gezien dat het stadslicht ook moest worden vervangen. Hoe druk het ook is, men maakt tijd vrij om mij tussendoor te helpen.

Tijdens mijn rit naar huis loop ik binnen bij de supermarkt. Op de broodafdeling word ik door een jongedame geholpen. Ze straalt een en al vriendelijkheid uit, je ziet aan haar dat het gemeend is. Zo is boodschappen doen leuk.

Soms zijn er van die dagen waarvan ik denk ‘kan het anders?’ Dan zit het wat tegen, ben ik moe of heb ik het te druk. Soms zijn de dagen ‘gewoon’, gebeuren er weinig verrassende dingen. En soms zijn de dagen ‘bijzonder’, gebeuren leuke dingen. Zo een dag is het vandaag. 





woensdag 19 november 2014

Vriendschap Vriend





Bij het wakker worden stijfheid en een allesoverheersende vermoeidheid. Het duurt een poos voordat ik mijn bed uitkom, ik heb nog tijd genoeg tot Vriend komt. ‘Dierbaar en bijna familie’, zo voelt voor mij onze vriendschap.

Het weerzien is hartverwarmend. We hebben elkaar te lang niet gezien, heb onze eerdere afspraken een paar keer moeten afzeggen. B heeft zelfs het huis nog niet gezien. We lopen door de tuin, bekijken het tuinhuis en het atelier, daarna is het huis aan de beurt. Ik geniet ervan hem rond te leiden en te vertellen. Hier hebben we de badkamer (die was er niet), daar is een muur weg (de enige in huis) en is de vaste trap naar zolder gemaakt. In deze kamer luistert Man muziek en in die kamer met balkon en hoge boom voor het raam, slapen we. Met B door het huis lopend voel ik weer de charme en de warmte die het uitstraalt. Zie ook weer de kleuren en het warme licht in alle ruimtes.

Terug in de woonkamer gaan we aan tafel zitten, uitzicht op de tuin. We drinken koffie en snoepen van soesjes met chocola er omheen. Daarna komt de wijn op tafel. B ontkurkt de fles, de glazen staan al klaar. Ik doe noten, kaaskoekjes, olijven en toastjes in een bakje, op de plank een stuk Münster.
Dan kan het praten beginnen. Over het leven, ‘zijn’ en ‘mijn’, over leuke en verdrietige dingen die we samen hebben meegemaakt. We praten over zijn kinderen, over boeken, de krant, vakanties, relaties en politiek. Werkelijk over alles wat ons bezighoudt. Zonder terughoudendheid spreken we de dingen uit. Als Man aan het eind van de middag van zijn werk thuiskomt zitten we nog steeds aan tafel, nog steeds niet uitgepraat.  

Bij het weggaan realiseer ik me hoeveel vertrouwen er is. Alles kan gezegd worden, een gesprek tussen ons gaat vanzelf. Elkaar maandenlang niet zien en alleen maar blijdschap bij het weerzien. Zo is de vriendschap met Vriend.

maandag 17 november 2014

Maandag wasdag


Ik weet nog dat mijn ouders een AEG halfautomatische wasmachine hadden, aan een kant de wastrommel, aan de andere kant de centrifuge. Die machine stond in ‘het hok’. Een aanbouw door een klein portaal verbonden met de keuken. Maar voordat de wasmachine in huis kwam stond er een houten kuip op hoge poten. Daar werden emmers met heet water in gegoten, uit een pot groene zeep erbij en daarin werd de was ‘in de week’ gezet. Zo nu en dan roerde mijn moeder met een houten lepel door het sop. 
De volgende dag werd de was met een borstel op een wasbord schoon geschrobd. Daarna liet men de kuip leeglopen en werd deze opnieuw gevuld met schoon water. Zo werd de groene zeep uit het wasgoed gespoeld, met de hand uitgewrongen en door een mangel gedraaid die bovenop de houten kuip was vastgemaakt. Dat alles deed mijn vader.



Bij droog weer werd de was door mijn moeder of een van de kinderen aan een lange lijn in de tuin opgehangen. Bij slecht weer binnen over een staand houten rek of aan rekjes die aan de deuren hingen. Op ‘maandag wasdag’ geen tijd voor mijn ouders om nog andere dingen te doen.


Ik zie mijn vader nog bezig in een broek en een wit onderhemd. Ik dacht aan hem en aan ‘maandag wasdag’ toen ik vanochtend op zolder het wasgoed uitzocht. Wit en bont en teer en zwart. De eerste lading stop ik in de machine en doe er wasmiddel uit een fles bij. 
Hier in huis geen wekelijkse ‘maandag wasdag’, hier in huis ‘het kan alle dagen van de week wasdag zijn’. Ook geen mangel of losse centrifuge, alles wordt in een en hetzelfde wasprogramma gewassen en gecentrifugeerd. Aan het einde van het programma hoor ik een hoge pieptoon ten teken dat de was uit de machine in de droger kan. Tere weefsels hang ik over een droogrek of op een hanger aan een haak. Er is geen dag nodig om de was te doen, ik heb zelfs tijd om te schrijven.

De mangel is in de eenentwintigste eeuw niet meer in gebruik. Het woord leeft voort in de uitdrukking "door de mangel halen", hetgeen betekent, iemand onder druk zetten, figuurlijk uitpersen.


dinsdag 11 november 2014

Dracena



 
Onderstaand stukje heb ik geplaatst op https://120w.nl/
Thema van de week is 'kamerplant' 

https://120w.nl/2014/titel-dracena/

 


Bij verhuizing naar het huis waar ik voor het eerst in mijn leven alleen ga wonen, krijg ik een Dracena van de man waarvan ik net gescheiden ben. Jaren later Ieer ik mijn huidige man kennen en pendelen wij heen en weer tussen ‘mijn’ en ‘zijn’. De kamerplant neem ik mee, beu als ik die ben op mijn eigen vensterbank. Weggooien wil ik hem niet, doodgaan doet hij niet. Bij verhuizing naar dit huis moet de plant ook weer mee, maar dat wil ik niet. Het is een nieuw begin en de gever is al een paar jaar dood. Ik heb de Dracena in de tuin van mijn huis achtergelaten. Die tuin is een goede plek, daarvan ben ik overtuigd.






 



maandag 10 november 2014

Hokje Normaal




Ooit een normaal mens ontmoet en beviel dat?

Kennen jullie het gevoel tegen je zin in een hokje te worden geplaatst? Daar, wat je ook doet, niet uit kunt komen omdat mensen blijven volharden in datgene hoe zij over jou denken? Het hun manier van denken en doen is en zij waarschijnlijk niet eens op een andere manier kunnen denken of doen? Dat nooit geleerd hebben of simpelweg omdat men er niet voor openstaat?

Mensen hebben een bepaald verwachtingspatroon en gaan er (meestal) automatisch van uit dat je daaraan voldoet. Eerlijk gezegd wil ik dat niet, nog duidelijker gezegd, ik kan dat niet eens. Mij telkens aanpassen is mijn grens overschrijden. Ik kan heel meegaand zijn, maar als men mij op een dwingende manier in een bepaalde richting wil sturen, dan is men bij mij aan het verkeerde adres. Dat wil overigens niet zeggen dat ik niet opensta voor nieuwigheden. Aanpassen wil ik me ook, afhankelijk van de omstandigheden.
Ik ‘hoor’ mensen denken: ‘dat kan niet’, ‘dat hoort niet’, ‘dat past niet, ‘je moet je aanpassen’, ‘wat vreemd’. Aanvaringen of als ‘apart’ bestempeld worden zijn mij niet vreemd. Ik denk zoals Ellie denkt, Koos denkt zoals Koos denkt, Man denkt zoals Man denkt. Ik kan en wil me niet in alle bochten wringen om te denken zoals Man, Koos, zus, nicht, vriendin en buurvrouw. Toch is het verwachtingspatroon van veel mensen zo. Heeft het met controle te maken? De drang alles in eigen hand te willen houden?

Waarom dingen niet bespreekbaar maken in plaats van onmiddellijk een oordeel hebben? Of in het ergste geval zeggen dat de ander fout is, of niet goed genoeg of misschien niet normaal. Wat is normaal? Wie heeft bedacht wat normaal is? In het woordenboek staat bij ‘normaal’:
gemiddeld, zoals men meestal aantreft;
standaard, doorsnee gewoon;
volgens de of een norm;
volgens de regel;
gebruikelijk;
Wat is ‘doorsnee’, ‘gewoon’ of ‘gebruikelijk’ dan? Van de uitleg in het woordenboek word ik niet veel wijzer. Waar komt die uitleg vandaan, wie heeft die definities bedacht, waarom en naar aanleiding waarvan? Dat zou ik willen weten.

Ik zou willen dat men toleranter of begripvoller zou zijn. Meer respect voor ieders denken en doen zou hebben. Dat moet toch kunnen?
Zelf ben ik een ‘laatbloeier’. Heb geleerd naar mezelf te luisteren of bij mijzelf te blijven, hoe je het ook wilt noemen. Mijn gang te gaan op zo’n manier, dat ik me prettig voel. Me niet meer te laten leiden door wat normaal is en hoe men over mij denkt. Dat te leren en me daarover niet schuldig of vreemd te voelen, heeft nogal wat kruim en tijd gekost.

De term ‘laatbloeier’ wordt vaak gebruikt als aanduiding voor een persoon, een organisatie of soms zelfs een product dat later dan vergelijkbare anderen bepaalde eigenschappen aan de dag legt. De term ontleent zijn kracht uit het voorbeeld van een bloem die minder snel opkomt of opengaat dan andere bloemen in de omgeving....